Neurocognitie & leerprestaties 1

Bewegen.png
Auteur: Elise de Neubourg • Vakgebied: ontwikkelingspsychologie

Wat is het effect van bewegen op neurocognitie en leerprestaties?Elise.png
(Deel I)

Onderzoek naar de invloed van bewegen/bewegingsonderwijs op de cognitieve ontwikkeling van het kind in de (primair en voortgezet) schoolgaande leeftijd.

Interpretatie > Heeft meer bewegen en een betere conditie hebben in de kinderjaren, zowel op school als daar buiten een effect op de hersenontwikkeling en cognitie van die kinderen? 


Een ongezonde levensstijl als gevolg van onder andere te weinig bewegen wordt vaak beschreven als een probleem. Deze levensstijl wordt vaak gerelateerd met sociaal economische afkomst en komt meestal al op een vroege leeftijd aanwaaien en is vervolgens moeilijk weer af te leren. Zowel op jonge leeftijd als ook onder volwassenen leidt inactiviteit tot problemen zoals chronische ziektes en obesitas, die dan weer leiden tot hoge zorgkosten1. Vanuit allerlei kanten ontstaan er daarom initiatieven die proberen om een gezonde levensstijl met genoeg beweging bij jonge kinderen te stimuleren, vanuit de gedachte: jong geleerd is oud gedaan.

Zo startte onderwijsstichting Movare samen met de Universiteit Maastricht in 2015 een interventie studie bij
4 scholen in Parkstad (Zuid-Limburg)2, waarbij de schooldag een beetje langer wordt gemaakt om meer ruimte te creëren voor sport, spel en bewegen. Daarnaast worden er op 2 van deze scholen elke dag gezamenlijk gezond geluncht en gesnackt. Na 4 jaar interventie zal er worden gekeken of de kinderen op deze scholen gezonder zijn geworden, bewuster zijn wat een gezonde levensstijl is en betere leerprestaties laten zien.

Er zijn al een aantal studies, die kijken naar de relatie tussen het hebben van een goede conditie en de hersenontwikkeling en cognitie.

Bij een recente studie bij kinderen van 9-10 jaar oud werd gekeken naar de relatie tussen fitheid en de hersenfuncties en cognitief functioneren3. Fitheid werd in deze studie vastgesteld door het meten van de hartslag en zuurstofgebruik tijdens het rennen op een loopband. Hersenactiviteit werd gemeten door de kinderen cognitieve taken te laten uitvoeren terwijl ze in een fMRI scanner[1] lagen. Om de relatie tussen de hersenactiviteit en conditie duidelijk in beeld te krijgen zorgde de onderzoekers ervoor dat er geen significante verschillen waren tussen de kinderen in termen van intelligentie en sociaaleconomische status. De onderzoekers vonden een positief verband tussen fitheid en cognitief controle, wat betekent dat fitte kinderen beter op de cognitieve testen scoren. Deze relatie wordt verklaard doordat bij de fittere kinderen een efficiënter patroon van hersenactivatie wordt gemeten. Bij de hersenactiviteit van minder fitte kinderen is ook eerder vermoeidheid te zien als de cognitieve taken moeilijk worden gemaakt of lang duren. Fittere kinderen hebben zelfs een iets groter hersenvolume in bepaalde hersengebieden (o.a. de basale ganglia en de hippocampus). Deze hersengebieden zijn rechtstreeks gerelateerd met een betere uitvoering van taken waarbij inzicht en geheugen belangrijk zijn.

Een andere studie vond ook een positieve relatie tussen bewegen en de prestaties op een aantal cognitieve testen bij schoolgaande kinderen (4-18 jaar)4. Kinderen die meer bewogen scoorden op bijna alle testen significant hoger dan hun leeftijdsgenoten die minder bewogen. De onderzoekers concludeerden dat meer bewegen voor iedereen, ongeacht leeftijd, van groot belang is voor cognitieve prestaties, maar dat het effect iets groter is bij de jongste kinderen (4-7 jaar). Een interventie om kinderen op jonge leeftijd meer te laten gaan bewegen zou dus belangrijk kunnen zijn voor het verbeteren en onderhouden van cognitief functioneren op latere leeftijd5.

We moeten dus concluderen dat men het er in de literatuur over eens is dat fitheid en bewegen gerelateerd zijn aan een betere hersenontwikkeling. Deze relatie betekend echter niet dat vast staat dat deze betere hersenontwikkeling het direct gevolg is van fitheid of bewegen. In deel 2 wordt de vraag behandeld of als kinderen door een interventie op school meer sporten of bewegen dit ook een causaal effect heeft op leerprestaties op school.


[1] Een fMRI scan laat zien welke hersengebieden actief worden en hoe de activiteit is verdeeld over de hersenen tijdens het uivoeren van bijvoorbeeld een geheugen of rekentaak. 

 

Referenties:
1. World Health Organization. (2014). Global status report on noncommunicable diseases 2014. World Health Organization.  
2. www.degezondebasisschoolvandetoekomst.nl
3. Chaddock, L., Erickson, K. I., Prakash, R. S., Voss, M. W., VanPatter, M., Pontifex, M. B., ... & Kramer, A. F. (2012). A functional MRI investigation of the association between childhood aerobic fitness and neurocognitive control. Biological psychology89(1), 260-268
4. Sibley, B. A., & Etnier, J. L. (2003). The relationship between physical activity and cognition in children: a meta-analysis. Pediatric exercise science15(3), 243-256.
5. Erickson, K. I., Hillman, C. H., & Kramer, A. F. (2015). Physical activity, brain, and cognition. Current Opinion in Behavioral Sciences4, 27-32.
 

 


Contactinformatie

Tongersestraat 6
6211 LM Maastricht
Telefoon: +31 43 388 36 20 

Stuur ons een email

Nieuwsbrief

Wil je op de hoogte gehouden worden van onze ontwikkelingen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief.

Inschrijven

Social

Volg ons op social media.